Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want alzo zij [4]de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en [5]hun eigen gerechtigheid zoeken [6]op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods [7]niet onderworpen. 4. Dat is, die God in het Evangelie geopenbaard heeft, en die ons God door Christus schenkt; 2 Kor.5:21; Fillip.3:9. 5. Namelijk door hun eigen werken, of door de gehoorzaamheid der wet; waarin zij nochtans verre tekortkomen, gelijk bewezen is van alle mensen, hfdst.3, en van Abraham en David, hfdst.4. 6. Grieks, te stellen. Hier wordt de vermetelheid van het menselijk gemoed betekend, dat zijn eigen gerechtigheid voor God staande wil houden, gelijk de Farizeen; Luk.18:11,12. 7. Dat is, willen zichzelven die niet onderwerpen; en daarom kunnen zij tot de gerechtigheid, die voor God bestaat, niet komen; gelijk hfdst.8 vs.7.